Columns in De Standaard.

 
3R6A0177.jpg

Vat vol passies

Paard. Dat was het enige waar ik als tienjarige aan kon denken. Ik wou paardrijden, manen kammen, hoofd en lijf tegen een paardenromp aanschurken, paardenlucht opsnuiven, mijn voeten in stijgbeugels vastklikken, naast een paard lopen, naar een paard kijken en de hoofdrol spelen in The adventures of Black Beauty. Mijn kinderhand was gauw gevuld.

Een nicht van mijn moeder bezat een manege in de buurt. Wens en vervulling hadden nauwelijks dichter bij elkaar in de buurt kunnen komen. Helaas bleek er één onoverkomelijke horde. Mijn ouders vonden paardrijden niets voor ons, gewone mensen.

Gewone mensen lopen met hun eigen voeten op de grond, ze krabben aan hun eigen rug, ze kammen elke ochtend hun eigen haren en ruiken er één keer per week aan om na te gaan of er eiershampoo door gewreven moet worden. Enkel met carnaval lopen ze al eens naast vijf man en een paardenkop. ‘Heb jij iemand van onze stand al zien paardrijden?’, vroeg mijn vader. Ik zweeg en dacht aan Zorro, die opkwam voor de gewone mensen. Waar bleef hij nu? Hij had mij kunnen redden, zo had ik op zijn minst al eens achter op een paard kunnen zitten. Aandringen had geen zin. Bij gewone mensen is nee gewoonweg nee. Ik verbrandde al mijn roze kleren, trok enkel nog gitzwarte outfits aan en luisterde in een eindeloze repeat naar ‘Boys don’t cry’ van The Cure.

In die tijd waren alle kleren unisex en zag je nauwelijks het verschil tussen een jongen en een meisje. Soms twijfelde ik zelf aan wat er onder mijn vormeloze hoop textiel stak. Met mijn hanenkam rukte ik de paardenposters van de muren. De lege wanden boden perspectief om mijn focus op een andere obsessie te richten: poeziemauw. Ik wou een poesje, een pluizig bolletje pluche dat ik kon aaien en waar ik mijn wang tegenaan kon wrijven. Een kitten waarvan ik de superzachte roze kussentjes onderaan de pootjes eindeloos kon strelen.

Uitgerekend in die periode maakte Scottex reclame voor een nieuwe soort toiletpapier. Vanop een rol met dubbeldikke vellen waarop blauwe wolkjes prijkten, keek een ultraschattig kattenjong me recht aan. Na een paar weken had ik genoeg advertenties uitgeknipt om niet alleen mijn vier kamermuren vol te hangen, maar ook een stuk van de gang. Een stille wenk naar mijn ouders.

Het duurde niet lang eer ik besefte dat die poes er nooit zou komen. Mijn ouders baatten een gordijnenwinkel uit en beweerden dat katten hun nagels aan gloednieuwe gordijnen scherpen. Ik vijlde de mijne en scheurde er alle poezenadvertenties mee van de muren. Drie dagen later waren mijn tranen opgedroogd en stond ik enthousiast in mijn kamer te hoelahoepen toen mijn vader beneden aan de trap riep dat hij een verrassing had. ‘Kom eens kijken naar Flipper!’ Ik denderde naar beneden met mijn hoepel in mijn hand, al helemaal klaar om mijn dolfijn zijn eerste kunstje aan te leren. Tot mijn grote verbazing trof ik geen kopie van het Brugse dolfinarium in de tuin aan, maar een goudvis die in een bolvormige bokaal op het aanrecht zwom. Mijn geluk kon niet op, heel even toch.

Twee dagen later lag ik al in de zetel met mijn neus in de boeken. Literatuur was mijn nieuwe passie. Flipper had er alle begrip voor, met zijn aandachtsspanne van negen seconden.

________________________________
Tranche de vie van Zabine. Zij is niet in een vakje te stoppen, wel in een kolom.

 
Screenshot 2020-07-12 at 13.32.34.png

Vrouwen met humor

Tijdens een receptie stapt een man recht op me af. ‘Ik las je column in de krant vorige week. Vrouwen met humor, die zie je niet vaak’, steekt hij van wal. ‘Hoe doe jij dat?’ Hij brengt zijn gezicht dichter bij het mijne. Te dicht als je het mij vraagt, maar die vraag wordt me nooit gesteld. Hij knijpt zijn ogen halfdicht en kijkt me doordringend aan.

‘Kijk’, zeg ik, en ik ga wijdbeens staan. ‘Het belangrijkste zit hem in de voorbereiding. Ik begin altijd met het omhoog tillen van de motorkap van mijn auto. Terwijl ik die met mijn rechterhand vast houd, kijk ik afwisselend naar de accu en de luchtfilter. Even later voel ik hoe een geurmengeling van olie en koelvloeistof via mijn neus in mijn hersenen dringt en zijn werk doet. Soms giert de inspiratie dan door mijn hoofd. Meestal niet. Maar daar heb ik iets op bedacht! Ik organiseer een barbecue en bel mijn vrienden. Samen met mijn maten ga ik dan om mijn Joe’s Barbecue Smoker Reverse Flow mét kookplaat staan. Ik geef iedereen een pintje, klop hier en daar op een schouder en klink op onze gezondheid. Vervolgens steek ik de kolen aan en wapper met de meest recente uitgave van Autogids tot de zwarte hompjes beginnen te gloeien dat het een lieve lust is. Dan zet ik mijn flesje op de grond en haal ik mijn notitieboek boven. Terwijl mijn vrienden praten, schrijf ik gewoon op wat ze zeggen. En klaar is de column!’

Zijn rechteroor hangt ondertussen bijna tegen mijn mond. De geur van Petrol Hahn-lotion baant zich vanuit zijn wel zeer verdunde haardos een weg naar mijn neus. Ik pauzeer even om de spanning op te bouwen maar vooral om naar adem te happen. Daarna ga ik verder ‘De valkuil zit in de alcohol. Het is belangrijk om dicht bij de barbecue en de pintjes te blijven. Voor je het weet zit je 2 meter verderop met een glas cava in je hand aan de tafel waar de vrouwen elkaars haren vlechten, nagels lakken en simultaan menstrueren. Nee, ik let wel op. Daar blijf ik ver vandaan. Wanneer de dames later de afwas doen, tik ik alles uit en stuur het stuk naar de redactie. Zo simpel is het.’

Hij lacht breeduit, werpt me een vette knipoog toe en haalt twee IPA-biertjes van het plateau dat de voorbij wandelende ober voor zich uit draagt. Ik neem er een aan, zeg zacht ‘Als je me even wil excuseren’, en wandel richting toilet. Terwijl ik plas, doe ik alsof ik niet zie dat de man aan het urinoir naast me checkt hoe lang mijn plastuit is. Ik bedenk dat ik het wel vaker lastig heb wanneer anderen letterlijk te dicht komen. Mensen die mijn persoonlijke ruimte binnendringen, zijn contradictorisch genoeg net diegenen die nooit dicht genoeg komen om echte verbinding te laten ontstaan.

Wanneer ik terugkeer, loop ik in een wijde boog om de man heen en stap naar buiten. Vaak voel ik me schuldig wanneer ik op feestjes verdwijn zonder afscheid te nemen. Deze keer niet. In gedachten verzonken stap ik op mijn motorfiets en scheur huiswaarts. Mijn lange haren wapperen in de wind en verblinden mijn ogen. Bij de volgende barbecue moet ik ze misschien toch maar eens laten vlechten.

_________________________________
Tranche de vie van Zabine. Zij is niet in een vakje te stoppen, wel in een kolom.